
|
REISVERSLAG 3
Kunming, 25 maart 2000
Sawasdie chraap, sabaai die, soe s'daai, sin tsjao,
het spijt ons ten zeerste dat we niet eerder met een verslag op de proppen kwamen. Reizen is werken! Hotel opsnorren, zakelijke prijsonderhandelingen voeren, voedingsmiddelen vergaren, ... kortom overleven. En dat is zeker niet altijd gemakkelijk. Lee zekskuuz son fei poer son servier.
Maar niet getreurd, na een zware bevalling, stellen wij u voor: het derde reisverslag.
Na drie maanden India waren we aan afwisseling toe. Gelukkig hadden we acht weken ingetogen (?) ZO Azie ('t is te zeggen Indosjina zijnde Laos, Kambodzja en Vjetnaam) op het programma staan. Het werden uiteindelijk presies 100 dagen.
Op 12 desember 1999 vlogen we dus van Calcutta naar Bangkok. Helemaal anders dan vorig jaar werden we dit maal door het luchthavenpersoneel op een poepvriendelijke wijze benaderd; of we hulp nodig hadden bij het zoeken van bus, taksi, of hotel. "Bangkok Cultural Year 2000!" ?
Wat een rust, zelfs tijdens het drukke avondspitsverkeer op weg naar het sentrum. Het kontrast met toeterend Indie was groot. We hadden 'm eigenlijk niet verwacht maar Pascals broer hing aan een plaatselijke toog in de toeri-wijk en zwaaide naar ons als wij er dagelijks
paseren. Welk een genot om even terug te keren naar een westers aandoende stad: goed bier, lekker eten (MacDonalds inkluis), westerse muziek, een bekend gezicht. De pret mocht niet lang duren. Jaloers geworden op zijn broertje wilde Pascal persee een tajse ziekenhuiskamer van binnen zien, om zo een nieuw hoofdstuk aan zijn levenswerk -Hospitals on a Shoestring- toe te voegen. Daar was maar een pannekoek voor nodig.
Herinneringen aan Laos
In Luang Phabang liepen we min of meer toevallig Senay en Murat
(Serifs zus en schoonbroer) tegen het lijf. Samen zouden de komende
vier weken al reizend door Laos doorbrengen. Ze hadden vanalles bij
om ons even het gevoel van thuis te bezorgen: van Cote d'Or "Noir de
Noir" tot Story.
Het "Visit Laos Year 1999-2000" heeft voor de nodige veranderingen
gezorgd. Er werd op een of andere manier zeer veel kapitaal vrij
gemaakt. Er werden betere wegen aangelegd, modernere bussen
(japanse en koreaanse donasies) in gebruik genomen, meer hotels en
restorants gebouwd, ... In elk hotel konden we nu doesjen met warm
water, er waren twaletten met weeseepapier, handdoeken, zeepjes, ...
Gezellige terrasjes werden gesloopt, en leuke wijken werden in het kader
van de vooruitgang met de grond gelijk gemaakt. Meer vervuiling, meer
toeristen (hierdoor zijn we Vang Vieng -nochtans in een prachtige
omgeving gelegen- ontvlucht). De publieke opiumverkoop is nu niet
meer enkel tot het noordwesten van Laos beperkt.
Op kerstdag beleefden we 1.999 jaar na 'de riel ting' in Palestina, iets
gelijkaardigs in Tha Khaek en Savannakhet. Het was koud en geen
slaapplaats te vinden, alles vol. Zelfs moeder overste van een
plaatselijk klooster deed geen aanstalten om ons onderdak te verlenen.
Met de bus trokken we verder naar Savannaket. Ook daar hadden we
moeilijkheden om een bedstee te vinden. Na enkele uurtjes nachtelijk
omzwerven, bleef enkel nog een ranzig hotel over, een ware stal maar
dan zonder os noch ezel en gelukkig ook geen zwangere. Alleen de
lokale diskoteek, kon ons een beetje opvrolijken; ze serveerden ons hun
laatste aardappel in de vorm van dunne vettige frieten waar we met z'n
vieren van smulden.
De Mekong-eilanden moesten het rustgevende dekor worden voor de
overgang van oud op nieuw. Ons hotel, een eks-frans koloniaal
ziekenhuis met prachtig terras en dito tuin, geen verkeer, elektrisiteit
enkel tussen 18 en 21 uur, Heerlijk! Op oudejaarsdag hebben we nog
vlakbij de kambodzjaanse oever op de Mekong gedobberd om te gaan
pottekijken bij de plaatselijke zoetwaterdolfijnen. Met sukses, we
hebben ze gespot. Op muziek van Ibrahim Tatlises, Wim Mertens,
Prince en het trio Khaled, Faudel en Rachid Taha ("1, 2, 3, Soleil" 'n
ijzersterke plaat overigens) zijn we op een of andere manier het jaar MM
binnen geslopen.
Een prachtig land met lieve mensen. Een bezoekje waard voor de
reislustigen.
Herinneringen aan Kambodzja
De schrik om Kambodzja te bereizen zat er dik in, na allerlei sterke
verhalen te hebben gelezen en gehoord. Deze vrees werd al meteen
geminimalizeerd door de eerste kontakten met goedlachse
grensbeamten, spelende kinderen en grappende bedelaars. Aan de
grens gonsde het van de aktiviteit: goederen, torenhoog op karretjes
geladen werden vanuit het rijke Tajland naar het veel armere Kambodzja
gesluisd worden. De wegen zijn barslecht en stoffig. De rijstvelden zijn
in betere staat en worden dan ook regelmatig door de pikupdraaivers
gebruikt om de putten zo groot dat er een olifant in kan begraven
worden, te vermijden. De volle maan vergezelde ons op de eerste
nachtelijke tocht door kambodzjaans grondgebied. Gezeten op de
metalen rand van de laadbak van de pikup konden we de pijn in ons
achterste verzachten door te genieten van het uitzicht: ranke
siloewetten van suikerpalmen die her en der over de vlakke en droge
rijstvelden stonden te waken.
De ruines van Angkor: een unieke beleving maar wel slopend. Drie
dagen lang hebben we met z'n tweeen en een sjofeur op een motor van
zonsop- tot zonsondergang de site verkend. De Kmeir Roezj hebben er
zo goed als elk Boedda-beeld onthoofd. De opbrengst ervan moest hun
oorlogskas spijzen. Zware retorasiewerken gefinansierd door de VS,
Japan, Frankrijk, Duitsland en ook Belgie, zijn er aan de gang. Sommige
tempels zijn nog stevig in de greep van de dzjungel. De natuur eist haar
domein dat eeuwen geleden door mensenhand is herschapen, terug. Bij
elke tempelruine stond een legertje kinderen paraat om ons hun waren
aan te prijzen. "Buy a flute mister?" Ik heb er al 20! "Buy one more
mister."
De trein nemen in Kambodzja is misschien een nog uniekere
gebeurtenis. Kambodzjanen mochten gratis reizen als ze in de eerste
wagon zouden plaatsnemen en dat om de lugubere reden dat bij
eventueel kontakt met een landmijn deze ook eerst de lucht in gaat.
Toeristen mogen nog altijd gratis mee. Die kunnen namelijk niet
verzekerd worden volgens de kambodzjaanse autoriteiten, toeristen zijn
te duur. Verzekeren voor een treintje dat een snelheid haalt van amper
25 km/h? Wel 't is net die snelheid die rovers toelaat om zonder al te
veel moeite hun slag te slaan. De overvalvrije treinreis van Battambang
naar Pursat was zonder twijfel de relakste en leukste treinreis ooit
ondernomen.
Kep en Kep-sur-mer, het Angkor uit de jaren 50. Het was vroeger een
plaats waar de fransgezinde elite woonde in kasten van huizen. De
laatste dagen van het Kmeir Roezj rezjime waren voldoende om zo goed
als alles met de grond gelijk te maken. Alleen de fundamenten en de
stevigste muren zijn overeind gebleven. Een spookstad waarin stilaan
meer en meer Kambodzjanen hun intrek nemen. Bamboe, plastiek, ... en
de overgebleven muren vormen hun nieuwe woonst.
Des konings eega, een miks van frans en kmeir bloed, is helemaal weg
van Alain Delon. Daarom is hij ook alomtegenwoordig in het
straatbeeld van zelfs het kleinste gehucht in Kambodzja. Op grotere en
kleinere borden worden naast zijn beeltenis en dat van de Eifeltoren,
bier en sigaretten met diens naam aangeprezen. Het schijnt dat het merk
Alain Delon in Frankrijk helemaal niet op de mart is.
Biervrouwen, een zachte vorm van gezelschapsdames. Een kaffee of
restorant zonder, is kwazi ondenkbaar ergo onvindbaar. Van elke
bierfabrikant is er wel een vertegenwoordigster die de konsumpsie van
het bier van haar werkgever moet hoog houden. Bij het aan tafel gaan
stormen alle aanwezige biervrouwen op je af om hun gerstenat aan te
prijzen. Het Stella Artois meisje mocht gezien worden en haar bier
gedronken. Hmm... m'n thuis is waar m'n Stella staat.
Getroffen hebben ons echter de inwoners van Kambodzja. In hoofdzaak
een jonge bevolking want de meeste ouderen hebben Pol Pot en z'n
kliek niet overleefd. Daardoor zijn er ook heel wat gebruiken teloor
gegaan. Het schooltje waarin vele mensen onder het rezjime van Pol Pot
gefolterd en vermoord werden, is nu een muzeum. Het is een oord waar
koude rillingen je lijf overvallen en dat je met een wrange nasmaak
verlaat. Er zijn geen woorden te vinden voor de gruwelen die er gebeurd
zijn. Op de foto's die van de slachtoffers in spee werden gemaakt, staat
de angst om hun bestaan in de ogen gebrand.
Het is ongelooflijk welk 'n enerzjie er in dit land voorhanden is. Een
kwart eeuw geleden werd Kabodzja geruineerd door Pol Pot en
kompanie en pas zeven jaren geleden, sinds de eerste vrije
verkiezingen, kon er eindelijk aan de wederopbouw van het land
begonnen worden. Iedereen wil vooruit.
Je ontmoet hier niemand die onder het schrikbewind geen lid van de
familie heeft verloren. En ook vandaag nog blijven ze niet gespaard, de
landmijnen maken nog dagelijks slachtoffer(tje)s. Toch behouden ze
hun bijna onwezenlijke levenslust.
Wij zullen de lach op een kambodzjaans gezicht allicht niet zo gauw
vergeten.
Herinneringen aan Vjetnam
Vjetnam, veel goede en slechte tijdingen over gehoord. Onze eerste
ervaring met Vjetnam was het vizum. Op een willekeurige plaats in de
pas werd de stikker gekleefd (bij Serif zelfs op een bladzijde
voorbehouden voor het verlengen van de reispas). We prijsden ons
nochtans gelukkig. Per vergissing kregen we namelijk een
verblijfsvergunning van acht weken in plaats van vier. De
grensformaliteiten waren ons tweede kontakt met de vjetnamezen. Een
norse man wees met een stokje de spullen in onze rugzakken aan die er
ter kontrole uit moesten. Een franse medereiziger die in Vjetnam woont
en werkt, vroeg zich af waarom we geen blauw immigrasieformulier
overhandigd kregen. "NO!", luidde het korte, krachtige en
overduidelijke antwoord van de grensbeamte. In de bus deed de
fransman zijn beklag over de bewoners van Vjetnam. We namen zijn
verhalen met een korrel zout.
Van kommunisme geen spoor: geen sosiale vangnetten, diskriminasie,
winstbejag, ... Het ziet er allemaal veel rijker uit dan in de beide andere
eks-Indosjina landen.
De individuele reiziger komt amper aan z'n trekken tenzij hij er een smak
geld veil voor heeft en het nodige geduld kan opbrengen. Maar het is
een paradijs voor diegene die van georganizeerd reizen houdt.
De landschappen zijn ademberovend mooi: van de vlakke vruchtbare
Mekong-delta over het naar koffiebloesem ruikende sentrale hoogland
tot de door minderheden aan stijle bergwanden aangelegde terrassen in
het noorden.
Ho Chi Minh stad, of Saigon zoals deze stad voor 1975 heette, je kan er
alles vinden. In de Maxx of Mex vindt je nagemaakte kleding van Mexx.
Op elke straathoek wordt je aangespoord tot kopen van
gefotokopieerde boeken. In de zogeheten kunstgallerijen liggen stapels
reproduksies klaar voor verkoop. In de muziekwinkels is het zoeken
naar niet-blauw-groene seedees onbegonnen werk.
Allemaal dezelfde sigaretten worden er in oneindig veel merkvariasies
aangeboden: Bastos, Bastion, Boston, ... , Tourist en zelfs Titanic met
een foto van de hoofdrolspelers uit de gelijknamige film.
Chaotis verkeer, nog erger dan waar we in India voor gevlucht waren.
In grotere steden lijkt oversteken onbegonnen werk. Maar alles werkt
prima: je mag bij het oversteken alleen niet treuzelen, dus niet uit angst
links, rechts en dan weer links kijken neen gewoon jezelf in het verkeer
gooien en niet afremmen en zeker niet terug willen. Het is verbazend met
welk 'n presiezie de verkeersdeelnemers kunnen antisiperen.
De fietsen worden hier uitgerust met redelijk oorvriendelijke toetertjes,
de motors hebben de klakson van de auto's overgenomen, de auto's die
van de kamjons, en deze laatste iets onbeschrijfelijk luid (Guust Flaters
desibel veroorzakende uitvinding is er niets tegen).
De mensen zijn anders heel netjes, tot in de puntjes opgemaakt, elegant
gekleed, en vooral: men sleft niet meer.
Hun karakter daarentegen... is een ander paar mouwen. We hebben drie
tippes leren onderscheiden: de hartelijke Vjetnamees: zeldzaam, maar
hoofdzakelijk in de Mekong-delta (meestal etnise kmeirs en sjinezen) en
in de sentrale en noordelijke hooglanden (hutsepot van minderheden);
de zakelijk vriendelijke Vjetnamees (eens ie z'n geld heeft kan je
oprotten): alomtegenwoordig; en tot slot de apatise Vjetnamees
(offisielen en dergelijken, hij die je van het begin al niet mogen en je het
leven zo zuur mogelijk tracht te maken): te veel.
Van zuid naar noord werd het alsmaar verschrikkelijker. Overal ook, en
misschien vooral bij de offisiele instansies, moet je allert blijven voor
bedrog en valsheid. Afhankelijk van je uiterlijk wordt er een al dan niet
absurde prijs geplakt een dienst of goed. Als je het door in hun brein
ontstane bedrag niet wenst te betalen dan ga je maar weer. Geen
diskussie mogelijk. Bij de post kregen we amper onze brieven
opgestuurd en ervoeren we moeilijkheden om de brieven in poste
restante op te halen zonder hiervoor een ekstra soevenier achter te
laten.
Zelfs het verlaten van het land werd door toedoen van de geldgier van
de grensbewakers tot een ware nachtmerrie. Omdat het blauw
immigrasiepapier toch belangrijker bleek dan aanvankelijk verwacht (in
elk hotel werd ernaar gevraagd), zijn we er bij de immigrasie polisie gaan
halen. Er stond echter geen stempel van de grenspost waarlangs we het
land binnenkwamen. Van het een kwam het ander. Zelfs het niet meer
willen teruggeven van onze reispassen. Wit van woede waren we.
Helpen doet dat in geen geval. Misschien heeft het telefoontje naar de
franse en belgise ambassade geholpen. Alleszins konden we voor het
luttele bedrag van 20 USD onze beide passen terugkopen.
Eerste kennismaking met Sjina
Acht uur nadat we ons aangeboden hadden aan de brug die beide
landen van elkaar scheidt oversteken. Sjina! Hier komen we! We waren
nog maar net aan de andere oever of we werden verwelkomd door
vriendelijke grensbewakers die ons aanboden om even in een
rotanstoel te gaan zitten alsof ze beseften hoe het er aan de overkant
aan toe gaat. Dat konden we niet afslaan. De niet meer zo koude
CocaCola die we meehadden van de overkant lieten we ons na al de
opgelopen stres smaken. Alles werd geregeld behalve het invullen van
het immigrasieformuliertje. We hadden veel verwacht van Sjina, we
vreesde zelfs dat het nog erger zou worden dan in Vjetnam. Sjina kon
echter niet beter beginnen. Maar Sjina is groot...
Doerian?!
Nog geen 16de van de volleebalgrote stekelige vrucht hadden we gekocht
daarvan amper een klein hapje geproefd, 't smaakte naar gefrituurde
bedorven uien en met elke oprisping dachten de smaakpapillen dat het
weer zover was. De rest stopten we in de dagrugzak. Foute boel, de
geur van rotte ajuinen bleef ons achtervolgen zelfs toen we de
veroorzaker ervan al lang naar de vuilbak hadden verwezen. Een
lekkernij vinden ze dat hier. De tajse en maleisise doerian zou volgens
kenners zelfs de beste zijn. De eerste ervaring met dat stinkfruit was een
ijsje met doeriansmaak in Laos. Ik dacht aan een fabrikazje fout. De
derde ervaring met doerian was een goeie. Een hele goeie zelfs zoniet de
beste: doeriansjips geheel vrij van kwalijke geuren of smaken. Gewoon
lekker.
|
|
|
|
|
|