
|
REISVERSLAG 1
Mumbai, 20 oktober 1999
Namaste,
nog even en we verlaten Gujarat. Tot nu toe een van de leukere en verrassendste staten die we in India al bezochten. Vergis je niet het blijft India: vuil en stinkend; chaotis en lawaaierig; mensen die je aanstaren -sommigen staan echt wel minutenlang op 30cm van je lijf te staren naar alles wat je doet of laat-; "hello", "namaste", "what is your name", "where are you come from", "pen", "rupee". Jean-Louis-Philippe-Frederique-de-Saint-Exupery from Abs-Urdistan, no pen, no rupee en tata (dat zoveel als dada betekent) zijn mogelijke antwoorden.
Dat alles wordt echter in pozitieve zin gekompenseerd door de zeer vriendelijke en gastvrije Gujarati's, geld is hier niet de eerste prioriteit. We zijn in verhouding vrij lang in het distrikt Kachchh gebleven, een gebied dicht tegen de pakistaanse grens met alle komplikasies vandien, half zo groot als den Belzjik en omringd door een strook dat soms een zoutmeer is maar meestal een zoutwoestijn, afhankelijk van de overvloedigheid van de moessonregens. Met Bhuj als baziskamp, bezochten we tal van dorpjes in de omgeving, wat door hun ligging meestal alleen met spesiale polisiegoedkeuring mogelijk was. Sommige dorpen -vooral die van nomaden- bestaan uit leemhutten. Enkel de tempel in die dorpen is van steen en beton. De lemen hutten zijn zowel van buiten als van binnen prachtig versierd. Buiten met primitieve schilderingen en binnen met lemen reliefs van allerlei geometrise patronen of vereenvoudigde afbeeldingen van planten en dieren; verder afgewerkt met ingelegde spiegeltjes. Een bouwwijze die met uitsterven is bedreigd. De opmars van beton en golfplaat is echter niet meer te stuiten, meer en meer doet ook de teevee zijn intrede ergo de 'satelietkultuur' zoals Vinod, onze bron van informasie in Bhuj, het verwoordde. De dorpen worden vooral door een rijkheid aan etnise minderheden bevolkt. Het verschil met de 'gewone indiër' is groot. De vrouwen dragen geen sari's maar enkellange rokken, een top met korte mouwen de rug volledig bloot latend en een doek die over hun hoofd gedragen hun rug bedekt en tot aan de grond reikt, in kleuren gaande van sober zwart met zilverdraad erin verwerkt tot een kakafonie van kleuren en spiegeltjes afhankelijk van hun etnie en stam, zilveren juwelen met een niet te onderschatten gewicht dat kan oplopen tot 1kg. En allen zijn ze getatoeëerd, puntjes als met een dikke groenige stift in geometrise patronen aangebracht, maar eveneens simplistise vormen van planten en dieren alsook massa's swastika's (hakenkruizen, een geluksteken voor de Hindoes). Ook sommige, ongeletterde (?), Gujarati's hebben een tattoe aan de binnenkant van hun linker onderarm maar dat is vermoedelijk enkel hun identiteit. De mannen dragen allemaal dezelfde witte tenuu. Een pofbroek die van de knieen tot aan de enkels spannend is, een veel te kort hemdje met lange mouwen dat veel wegheeft van een tutu voor een klein meisje dat naar de balletschool gaat en een mooi gewikkelde tulband. In het midden van hun oor dragen ze meestal een grote gouden rozetvormige versiering en tussen lip en neus een prachtig gekrulde moestasj. De minderheden zijn eerder afstandelijk maar eens het ijs gebroken -zoals toen Sje, het wachten aan een winkeltje beu zijnde, zich tussen een menigte Rabari-vrouwen wrong om met handen en voeten te vragen of de winkelier verkocht wat de vrouwen hier aan hadden- staat niets meer in de weg voor een hartelijk kontakt.
We werden overal zeer gastvrij ontvangen, ook toen we na het bezoek van één van de grootste opgegraven nederzettingen van de Harapan-beschaving (Indus-vallei), moesten vaststellen dat er tot de volgende dag geen bussen meer de terugtocht zouden aanvatten. Zonder polisie toestemming om er de nacht door te brengen werd ons, ook op hun riziko, toch nog onderdak verleend. We werden vergast op sober doch zeer pikante "thali", een tipis indis gerecht dat wel eens van streek tot streek in smaak kan verschillen.
Het kost zeer veel tijd, enerzjie en uithoudingsvermogen om deze uithoek van India te bereizen. En omdat het zo moeilijk is zijn er ook maar een handje vol toeristen te bespeuren. Met maar een maand vakansie zouden we deze tot nu toe boeiendste epizode van de reis zeker nooit meegemaakt hebben.
Een ander faset van deze reis is dat met het besef dat we voor een jaartje onderweg zullen zijn, al redelijk snel noden ontstaan zijn die er in voorgaande reizen nooit waren. Knapperige frieten of skampi's met look of mosseltjes of, ja, zelfs een vettige Quick-maaltijd doet ons waarachtig watertanden. Ook het gemis aan wat niet-indise muziek is prominent aanwezig.
Met een uitstapje naar het eiland Diu dat vroeger een Portugese kolonie was, hoopten we een beetje meer aan onze trekken te komen. 'n Tegenvaller. Van het beloofde tropise eiland viel er niets te bespeuren. Het leek meer op Gujarat maar dan zonder drooglegging: de ene bar naast de andere.
|
|
|
|
|
|